Jan van de Laar werd op 5 januari 1912 in Aalst geboren als zoon van Govert dan de Laar en Celia Marie van den Oever. Zijn ouders huwden op 27 april 1893. Jan was de jongste uit het gezin waar 14 kinderen geboren werden. Enkelen overleden jong en een dochter overleed aan TBC op 12 jarige leeftijd. Vader Govert overleed 21 december 1940. Jan had verkering met een meisje uit Nederhemert maar woonde nog thuis. In de oorlogsjaren was het slachten verboden. Jan had een adres waar hij zonder medeweten van zijn familie slachtte. Van die slacht ging er ook spek naar de Joodse mensen die ondergedoken zaten in hotel Gottschalk in Zaltbommel. Betje, de jongste zus van Jan, bracht op de fiets af en toe pakketjes met spek naar Zaltbommel. Zij heeft nooit geweten dat er spek in zat.
Jan werd waarschijnlijk vanwege het slachten gearresteerd. Hij schreef op 9 september 1942 een brief vanuit het doorgangskamp in Amersfoort, hij zat toen volgens deze brief in Blok III A no 1431.
Via Utrecht is hij naar Duitsland getransporteerd. Jan werd op transport gesteld naar Kassel, Sportplaz Bettenhausen, “’lager Eichenwald” Bettenhausen.
De eerste brief vanuit Kassel schreef hij op 25 januari 1943( brief vermeldt trouwens het jaar 42). Hij schrijft daarin dat hij 18 december is aangekomen en nog gezond is. Jan vertelde in deze brief dat hij bij vertrek in Utrecht Dingemans uit Zuilichem had gezien. Hij zou nog de groeten aan zijn familie overbrengen. In de brief zitten twee papieren. Hij vraagt of Betje, zijn zus, of Janus er mee naar het arbeidsbureau in Zaltbommel wil gaan. Daar krijgt ze dan punten voor om een driekwart werkjas aan te vragen voor de kou om naar de fabriek te gaan, of twee overals. Ook vraagt hij om een pan of schaal op te sturen waarmee hij zelf af en toe wat kan koken. Wat hij al had ontvangen was niet genoeg, hij vraagt nog om een paar hemden en onderbroeken en de werkpet van thuis, zwarte schoensmeer, een pakje tabak of twee pakjes sigaretten. Het pakje met “eetenswaar en rookers” mag niet zwaarder zijn dan drie-en-een-halve kilo. Jan schreef vanuit Kassel vijftig brieven naar zijn moeder en familie in Aalst. In de brieven wordt niet alles verteld wat Jan meemaakte, de brieven werden voordat ze verzonden werden gesencureerd, soms ging het zwarte potlood over de tekst zodat het niet leesbaar was. Als een brief nagelezen was kwam er soms een blauwe streep over te staan.
Ook kreeg hij brieven van dominee A.P. v.d. Kooij uit Aalst. Samen met Leen van Kampen en van Cornelis van de Moren heeft hij een poging gedaan om het kamp te ontvluchten. Jan werd echter aangehouden en gefouilleerd, in zijn binnenzak had hij een kaart van zijn moeder uit Aalst, gericht aan het werkkamp. Zo werd hij weer teruggebracht naar het kamp. Leen en Cornelis hebben het gered en zijn weer terug gekomen in Nederland.
Op 25 januari 1944 kwam Jan in het ziekenhuis in het stadsdeel Rothenditmold in Kassel terecht. Op 26 februari schreef hij: niet van ernstige zaak, “ik heb Pleuritus”. Hij schrijft dat hij maar twee brieven in de maand mag schrijven. In een brief van 8 maart heeft hij nog pijn in zijn rechterzijde en in zijn borst, hij hoopt dat hij er weer snel uit komt, want als je in het ziekenhuis ligt “trek je geen cent”. Op 3 april schrijft een medegevangene vanuit het ziekenhuis een briefje met daarin de boodschap dat Jan twee maal is “gepriemt”, hij bleef koorts houden en heeft daarna een kleine zeer pijnlijke operatie ondergaan. Jan kan zelf niet schrijven omdat de wond dat niet toelaat, de ziekte is gevaarlijk, het zou longontsteking wezen, maar het heeft ook met de ribben te maken, nog steeds komt er vreselijk veel vuil uit de wond, het is een verouderd iets, misschien wel van het eerste begin dat hij hier gekomen is.
Jan overleed op 18 augustus 1944 in Kassel in Duitsland. Door de Franse Gravendienst is het graf waarin Jan begraven lag, ruim tien jaar later weer geopend. Voor een juiste identificatie werd aan de familie gevraagd een vragenlijst in te vullen. Dit alles moest voor 18 juli 1955 in bezit zijn van de Oorlogsgravenstichting in ’s Gravenhage. Jan werd herbegraven op het Ereveld van Nederlandse oorlogsslachtoffers te Frankfurt (a/d/ Main) in vak D rij 4 nummer 14. Tijdens de opening op 10 juli 1956 waren de drie zussen van Jan aanwezig: Marie Fukkink van de Laar, Betje van Wijk van de Laar en Nes Oomen van de Laar. Zus Dit van den Anker van de Laar kon vanwege ziekte helaas niet mee. In de zomer van 2023 bezocht Jaqueline van Zanten - van Wijk het graf van Jan van de Laar op het ereveld in Frankfurt. Jan was een broer van haar oma Betje van de Laar. In een video vertelt zij het verhaal. Op de begraafplaats in Aalst is een gedenksteen waarop de naam van Jan van de Laar vermeld is.
BRONNEN: archief Hannie van Wijk-Ermstrang, een doosje met vijftig brieven van Jan van de Laar, geschreven vanuit het werkkamp in Kassel, maar ook diverse brieven van ds. v.d. Kooij uit Aalst en brieven van familie en vrienden van Jan. Het doosje is afkomstig uit de nalatenschap van de moeder van Jan.
Meer oorlogsverhalen van oogetuigen uit de Tweede Wereldoorlog kunt u lezen op de website ooggetuigenvanwo2.nl
Ook op MijnGelderland staan diverse verhalen uit de oorlog, opgetekend door Hannie van Wijk Het verhaal: ; Vriendschap door de H.A.R.K.; Brakel als Partizanennest; over de Bleekneusjes.
Jan liet vanuit het ziekenhuis iemand anders een brief aan zijn moeder schrijven.
Ook de moeder van Jan schreef brieven naar haar zoon in Duitsland.