Het geslacht Viruly stamt uit de Zuidelijke Nederlanden en droeg aanvankelijk de naam Mennekens (Manneken, Vir betekent ook man) Carolus Mennekens, Alias Viruly, werd geboren te Cassel in Vlaanderen in 1413 en werd naderhand rector op de hogeschool in Leuven, was een geletterd man en overleed daar in 1493. Hij vermaakte per testament zijn huis ten dienste van onderwijzers met toevoeging van beurzen voor de behoeftige studenten. Dit Collegie werd bij vervolg naar het huis - het Collegie der Lelie genaamd.
Een verre nazaat van deze Carolus was Daniël Cornelis Viruly, de latere heer van Poederoijen. Hij werd geboren in Rotterdam op 13 augustus 1816 en overleed in Leiden op 4 januari 1862. Hij was de tweede zoon van Michiel Viruly en Johanna Catharina Matthijs(s)en. Michiel Viruly, heer van Vuren en Dalem, was eigenaar van een steenbakkerij en een glasfabriek. Ook andere telgen uit het geslacht Viruly bezaten fabrieken zoals een bierbrouwerij en een jeneverstokerij. Door aankoop in 1840 van Poederoijen kwam daar tevens een aardappelstokerij bij.
Daniël Cornelis vertrok in 1834 naar Leiden om te studeren. Van zijn vader kreeg hij op schrift bij deze "zo zeer gewigtige gebeurtenis" enige beschouwingen en raadgevingen mee, twaalf in totaal. Allereerst werd hem aangeraden de colleges zo veel mogelijk te volgen en daarvan uitwerkingen te maken. Ten tweede werd hem aangeraden een bepaalde levenswijze op te leggen om het doel te bereiken: ordelijk en geregeld te leven, op gezette tijden vroeg op te staan, 's avonds vroegtijdig te ruste te begeven; 's avonds laat of in de nacht werken is verkeerd, nadelig voor de gezondheid en een slechte gewoonte. De natuur brengt mee dat je 's nachts rust en overdag werkt. Het derde advies was vooral het voorbeeld van jonge lieden niet te volgen die hun studie verzuimden en hun kostbare tijd lieten verlopen. De vierde raadgeving was om bij voorkeur met 'uwe gelijken" vriendschapsbetrekkingen aan te knopen die een "ordenlijke en fatsoenlijken" levenswijze houden Als vijfde advies kreeg Daniel mee om matig en behoedzaam te zijn in allerlei genietingen om geen moeilijkheden te krijgen: "maak er geen gewoonte van om koffiehuizen en sociëteiten te bezoeken en daar een borreltje te nemen. U zou daardoor gevaar lopen smaak te vinden in geestrijken drank, men moet in dat opzicht volkomen zichzelf blijven. Wees ook voorzichtig met het spel, hetzij met de kaart of op de biljart of met dobbelstenen, vooral met geld, geeft u er niet aan over". Het zevende advies hield in om niet te vloeken of zich in allerlei vuile en losse bewoordingen uit te drukken. Volg geen slechte voorbeelden na, als eerbied, aan het opperwezen verschuldigd. Het is mijn plicht u te vermanen daar acht op te geven en zelfs hun te mijden die zich daaraan overgeven. Het achtste advies hield in zich 's morgens en 's avonds tot een vaste regel te houden eerbiedig voor God te verootmoedigen. In het negende advies wordt opgeroepen nederig te zijn, zachtmoedig en niet in geldverspilling te vervallen en wat in reserve te houden voor onvoorziene toevallen en ook om daarvan iets af te zonderen voor ongelukkige armen. In het tiende advies staat dat het studeren niet alleen nuttig en aangenaam is, met het leren van een vak voorkom je dat je ongelukkig wordt, je kunt je zodoende bekwam,en in de maatschappij een plaats te bekleden. Het elfde advies: wacht u voor alle verleidingen van welke aard dan ook, voorkom "verkeeringen"die gevaarlijk zijn voor de goede zeden, er zijn ongelukkige voorbeelden die zich veronachtzaamd hebben en het slachtoffer zijn geworden van een verkeerd gedrag. Het twaalfde advies wijst op de zedeleer der Christelijke Godsdienst. Vader Viruly hoopt dat zijn zoon in de vreze Gods leven zal en hoopt dat hij er voor uit zal komen dat hij een leerling is van Jezus Christus en Gods genade dagelijks deelachtig zal zijn zowel in tijdelijke als eeuwige belangen. De brief werd ondertekend met: "Uw hartelijke tederbeminde Vader, Viruly". Of Daniël zich geheel aan de goede raadgevingen van zijn vader heeft gehouden is niet bekend. Wel haalde hij de meestertitel.
Daniel huwde in Leiden 15 juli 1840 met Anna Wilhelmina van Gorkum, geboren te te Kortrijk in Belgie op 16 augustus 1819, dochter van jan Egbert van Gorkum en Jacoba Lidia Maria de Bere.
Inhuldiging van Daniël Cornelis Viruly in Poederoijen.
In 1840 kocht Daniël Cornelis Viruly de heerlijkheid Poederoijen van Jan Elias Rom. Ter gelegenheid van zijn intrede op 26 augustus 1840 was voor de schooljeugd een feestlied gemaakt die op de dag van intreden in Poederoijen werd gezongen: Triumf! triumf! 't is vreugdedag, De schoonste, die het dorp ooit zag, Onz' Heer komt jub'lend binnen! En met zijn' gade aan zijn' zij Zijn zij met ons verheugd en blij Dat wij hen hart'lijk minnen. Heil, driewef heil, o dorpsgenoot! Gij ziet deez' dag 't geluk vergroot, Uw' jong en oude tieren. Golf uit! -- Waai vlag en wimpel op! Van huis en kerk, van torentop En doet het dorp versieren! Gedekt door boog en eerekroon, Prijkt als de Noordstar, steeds zóó schoon, Onz' Heer in vollen luister! Dat elk z'in Pouderoijen ziet, Haar stralen opvang', die zij schiet, Haar heerlijkheid bij duister! Ons dorp ging zwaar in rouw gehuld 't Is nu met vreugde opgevuld; Komt, zingt dan jubeltonen! God! hoort der kind'ren loflied aan, Laat nooit hun werk onspoedig gaan, Maar wil het gunst'rijk loonen! Ook klink' van onz' geboortegrond 't Trompet-geschal thans luid in't rond, Den Nabuur zelfs in d' ooren! En toon' hem huis en gevel hier, Het loof, dat pad en weg versier': Het heil ons steeds beschoren! Heb dank, o wijs besturend God! Beschikker aller Heeren lot En aller menschen wegen. Uw heil rustt' op onz' Heerlijkheid, Word' over gansch het dorp verspreid, Is elken stand ten zegen! Tijdens deze inhuldiging werd een welkomstgroet door de heer D.W. van Dam uitgesproken. De Heer van Brakel, Rodichem en Munnikenland laat duidelijk blijken dat hij verheugd is: "dat Poederoijen eindelijk weer eens toebehoort aan een geslacht van hetwelk men iets beters mag verwachten, een geslacht dat bij mensenheugenis zich onderscheiden heeft door ijver en naarstigheid, door weldoen en menslievendheid, door orde en gematigdheid, door vrijheidszin en verdraagzaamheid. De ingezetenen van de Heerlijkheid Pouderoijen mogen zich geluk wensen met uw komst". Waarschijnlijk heeft de bevolking van Poederoijen niet zulke goede ervaringen gehad met de voorganger van de heer Viruly, de heer Rom, en waarschijnlijk kon de heer van Dam- van Brakel, de tweede heer van Brakel, het ook niet zo goed vinden met zijn ex collega.
In zijn toespraak grijpt de heer Van Dam terug op het wapen van de familie:" het azuren schild: waarborg uw gerechtigheid beloof hun een uitgebreid en heldere toekomst, gelijk het uitspansel aan de hemel boven hun hoofden. De gouden balk: een verzekering van uw wijsheid, voorspel hen aanzien en sterkte in het burgerlijke De zilveren hoefijzers als teken van uw geluk, vertonen hen de rijkdom met welke ieder hunner eerlang deszelfs byzonder levenspad bewandelen zal. De ster staat er als een vaste ster van de eerste grootte in het firmament, geworden tot een middenpunt van alles aan zich trekkende welvaart". Hij hoopt dat de staart van de ster, oorspronkelijk in het wapen van het geslacht Viruly aanwezig, nimmer voor de ingezetenen van Poederoijen zichtbaar wordt, het zou een voorbode zijn van allerlei onheil. Ook vader Michiel Viruly hield een toespraak en wel tijdens een maaltijd. Daarin spreekt hij over het feit dat de heerlijke rechten "tot enige weinige attributen zijn gewijzigd, Uw bestemming is dus voornamelijk het geluk van Uwe mede-ingezetenen te bevorderen". Michiel Viruly spreekt ook de dank uit tot de Weleerwaarde Heer Leraar dezer gemeente voor de rede die hij in den tempel des Heeren tot Daniël Cornelis heeft gesproken. Het had diepe indruk op hem gemaakt.
Toen in Poederoijen op 20 juli 1841 de eerste dochter Michiela Catharina Johanna werd geboren, was grootvader Michiel Viruly blij met de vernoeming maar verzoekt in een brief van 27 juli 1841 aan de jonge ouders haar als roepnaam Matilde te geven. Later zien we weer de naam als Mathilde geschreven. Mathilde Viruly huwde op 6 mei 1863 in Leiden Abraham Jacobus Frederik Egter van Wissekerke, geboren 22 september 1833 in Zierikzee, kolonel, commandant van het eerste regiment veldartillerie. Zo kwam de naam Egter van Wissekerke in Poederoijen
Een nazaat, Mr Frederik Jacobus, Daniel Cornelis Egter van Wissekerke was van 1919 tot 1937 burgemeester van Brielle. Deze burgemeester kwam in 1997 nog in het nieuws omdat een brief uit 1922, precies 75 jaar na sluiting geopend werd. Heel Brielle leefde mee, echter de inhoud viel tegen en bevatte enkel wat aantekeningen over een bemiddeling, waarbij Koningin Wilhelmina ook nog een rol speelde, tussen twee plaatsgenoten die op een post bij de Kamer van Koophandel aasden.
In 1860 wordt Michiel Jan Egbert Viruly toegelaten als kadet op de Koninklijke Militaire Akademie in Breda. In 1864 wordt hij bevorderd tot officier bij het regiment rijdende artillerie, de weduwe Viruly van Poederoyen van Gorkum (haar man was in 1862 overleden) verzoekt dat middels een schrijven in april 1864, zij verzoekt tevens haar zoon te willen plaatsen onder leiding van haar schoonzoon de eerste luitenant A.J.F. Egter van Wissekerke, bij hetzelfde Korps. In dat jaar 1864 wordt Michiel Jan Egbert Viruly aangesteld als tweede luitenant en later diverse keren bevorderd in een hogere rang.
Ter gelegenheid van het honderd-jarig bestaan van de Nederlandse Rijdende Artillerie te Arnhem krijgt Michiel Jan Egbert Viruly in maart 1893 toestemming van de particulier secretaris van H.M. de Koningin-regentes om een boek te schrijven over de geschiedenis van dat wapen. In mei 1893 wordt een exemplaar van het boek: Korte Geschiedenis der Nederlandsche Rijdende Artillerie aangeboden aan het departement van oorlog in den Haag en aldaar in de bibliotheek geplaatst. Van de secretaris van H.K.H. Groothertogin van Saksen ontvangt M.J.E. Viruly persoonlijk een schrijven met daarin de oprechte dank van Prinses Sophie der Nederlanden voor het boekwerk waarin de geschiedenis van het korps Rijdende Artillerie in Nederland wordt verteld.
Een tastbaar bewijs van de aanwezigheid van de familie Viruly in Poederoijen vormt de steen in de gevel van de voormalige pastorie aan de Maasdijk. Daarop staat de volgende tekst: de eerste steen gelegd op 6 mei 1876 M.J.E. Viruly, heer van Pouderoyen, president kerkvoogd.
Literatuur:
Van der Aa - Aardrijkskundig woordenboek - 1847
F.A.J. Vermeulen - 1932 - De Nederlandse monumenten van Geschiedenis en kunst - De Bommelerwaard en Tielerwaard.
Archief familie Egter van Wissekerke - Streekarchief Zaltbommel
Winkler Prins encyclopedie