De Heerlijkheid Poederoijen.
In een heerlijkheid, een afgebakend gebied, had de heer een bepaald gezag, maar dat gezag, de rechten die een heer had in dat gebied, was niet overal hetzelfde, met name was er verschil tussen de heren wat betreft de rechtspraak. Wetgevende, bestuurlijke en rechterlijke macht was in die tijd in handen van vaak één persoon, terwijl we daar nu verschillende overheidsinstanties voor hebben. Soms delegeerde de heer ook enkele rechten aan bijvoorbeeld een schout. Iemand die "met heerlijkheid bekleed was" behoefde aan niemand verantwoording af te leggen, de heren in hun gebied zorgden uiteraard wel goed voor hun gebied want het was voor hun een bron van inkomsten. De rechten van en heerlijkheid waren erfelijk. Vaak kreeg de oudste zoon de titel met de rechten en alles wat er bij hoorde. Je kon ook een heerlijkheid kopen, maar het gebeurde ook wel eens dat door het onrechtmatig in bezit nemen van een gebied er een nieuwe heerlijkheid ontstond. Heren van Poederoijen hadden het kasteel in leen van de graaf of hertog van Gelre en de grond om het kasteel in onderleen van de heren van Altena en Horne. Heerlijkheden waren erfelijk, maar konden ook verkocht, verleend of verpand worden. Rechten die een heer kon bezitten waren o.a. het jachtrecht, visrecht, recht van veer en tol. Een bekend recht was het collatierecht om de voorganger in de kerkelijke gemeente te benoemen.
Potloodtekenin Huis Poederoijen J.H. Rueb rond 1850
(collectie Stadskasteel Zaltbommel)
Een overheidsregeling uit 1789 maakte een eind aan het bestaan van heerlijkheden, maar na de Franse tijd, die gekenmerkt werd door het instellen van een centraal overheidsapparaat, herleefden door een besluit in 1814 sommige rechten weer doordat de heren een schout, secretaris of bestuurders van gemeente of polder mocht voordragen. Echter deze laatste overblijfselen van het "heerlijke recht" verdwenen weer met een verandering in de grondwet van 1848. De heren raakten hun rechten kwijt, maar hun bezittingen behielden ze, waardoor vaak hun titel in ere bleef. Pas in 1922 werd in de grondwet de kerkelijke collatie afgeschaft.
Heren van Poederoijen
In 1327 draagt Arnt van Puderoyen de burcht en de hoge heerlijkheid op aan de graaf van Gelre, die het in 1347 in leen geeft aan Arnt van Herlaer. Verschillende telgen uit de geslachten van Van Hemert en Van Rossem bezaten Poederoijen. Om de lijst compleet te maken noemen we nog de namen Appeltern, Milander, Wijderholt, Kirckpatrick, Melander, Chenel, Swaen, Rom, Viruly en Egter van Wissekerke.
Enkele tastbare bewijzen herinneren ons nog aan de tijd van de heren. Onder de kerkvloer, beschermd door een laag zand ligt de grafzerk van Steven van Rossem. In de kerk staat de zerk van Johan Kirckpatrick en in de voorgevel van de voormalige pastorie prijkt een gevelsteen met de naam van M.J.E. Viruly. Ook enkele straatnamen getuigen van deze tijd: de Maarten van Rossemweg en de Egter van Wissekerkeweg.